Dit is IRM

Binnen Integraal Riviermanagement (IRM) werken het Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten de komende decennia aan een toekomstbestendig rivierengebied. Dat als systeem goed functioneert en meervoudig bruikbaar is. Zo zorgen we er zo goed als mogelijk voor dat het veilig wonen en werken blijft in het rivierengebied. Dat rivieren bevaarbaar blijven. Dat de natuur zich kan ontwikkelen en de ecologische waterkwaliteit kan herstellen. Dat we voldoende zoetwater en drinkwater beschikbaar houden. En dat er ruimte blijft voor economische ontwikkeling en ruimtelijke kwaliteit.

Onze ambitie: Een toekomstbestendig rivierengebied dat als riviersysteem goed functioneert en meervoudig bruikbaar is.

Vergroot afbeelding

Beeld: ©IenW

We krijgen in Nederland in toenemende mate te maken met zeer warme, natte én droge periodes, die in het rivierengebied zorgen voor extreem hoogwater en ook voor periodes met langduriger, extreem laagwater. Deze hoogwaterpieken en watertekorten bedreigen de waterveiligheid, zoetwatervoorziening, natuur en ecologische waterkwaliteit, scheepvaart en economische ontwikkeling.

Rijk en regio samen aan de slag


Daarom moeten we als overheden samen aan de slag om het rivierengebied toekomstbestendig te maken én te houden voor volgende generaties. In samenspraak met maatschappelijke organisaties.

Dit begint met de aanpak van de steeds verdergaande rivierbodemdaling, door onder meer te stoppen met ontgrondingen in de hoofdgeul van de rivier. Ook moeten we ervoor zorgen dat we de waterafvoer bij hoogwater en laagwater goed kunnen blijven regelen. Hiervoor staat nieuw rivierenbeleid in het Ontwerp Programma Integraal Riviermanagement (IRM) dat we in 2024 vaststellen.

De komende decennia werken en voeren we het nieuwe rivierenbeleid samen verder uit. Lees meer over de volgende fase.

IRM in vier minuten

Meer weten over waarom IRM nodig is en welke keuzes we maken in het Programma IRM? Bekijk de animatie:

De grote rivieren zijn belangrijk voor de Nederlandse economie en beïnvloeden de leefbaarheid.

We krijgen in toenemende mate te maken met zeer natte periodes, die in het rivierengebied zorgen voor extreem hoogwater.

En ook met warme en droge periodes die zorgen voor langduriger, extreem laagwater.

Daarom gaan Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten in het programma Integraal Riviermanagement samen aan de slag om het rivierengebied toekomstbestendig te maken én te houden voor volgende generaties.

Het hoogwater en de watertekorten bedreigen de waterveiligheid, zoetwatervoorziening, scheepvaart, natuur, ecologische waterkwaliteit en economie.

Daarnaast daalt de rivierbodem.

Dit komt door erosie van het zomerbed en door een tekort aan sediment in de rivier.

De rivier wordt hierdoor steeds dieper en wordt het waterpeil lager.

Deze erosie speelt met name op de Waal, maar ook op de IJssel en delen van de Maas. Het lagere waterpeil zorgt voor verdroging van de natuur en voor andere verdeling van het beschikbare water over de riviertakken.

Daardoor gaat er geleidelijk steeds minder water via de IJssel naar het IJsselmeer, dé zoetwaterbuffer van Nederland. Omdat de rivierbodem niet op alle plekken zakt en niet overal even snel, ontstaan ondieptes en neemt de vaardiepte af.

Daar heeft de scheepvaart last van. Rijk en regio pakken deze opgaven aan met nieuw rivierenbeleid. Het beleid gaat over de “rivierbodemligging en sedimenthuishouding in de rivieren” en over de “afvoer- en bergingscapaciteit van de rivieren”.

Dit staat beschreven in het Programma IRM. Het riviersysteem staat hierbij centraal. De komende jaren werken Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten, in samenspraak met maatschappelijke organisaties, dit beleid verder uit.

In het Programma IRM wordt een aantal keuzes gemaakt. Voor de rivierbodem is opgenomen dat: - Ontgrondingen uit de vaargeul van de rivier stoppen om verdergaande bodemdaling in de rivier te voorkomen.

- Ervoor wordt gezorgd dat sediment zich weer goed kan verplaatsen in de rivieren en op de goede plekken achterblijft. - Er zo min mogelijk gebaggerd hoeft te worden om de hoofdgeul bevaarbaar te houden.

Voor de  Grensmaas voegen we sediment toe om daling van de rivierbodem tegen te gaan. Voor de Rijntakken onderzoeken we waar het verhogen van de rivierbodem op termijn nodig en haalbaar is.

Voor de waterafvoer en  berging is in het Programma  IRM opgenomen dat:

- Er onderzoek wordt gedaan hoe de waterverdeling bij hoog- en laagwater precies moet zijn.

- Wordt onderzocht welke maatregelen goed zijn voor meerdere rivierfuncties. De riviermaatregelen die nodig zijn, vragen om ruimte. I

RM onderzoekt de komende tijd preciezer of, waar en hoeveel ruimte er nodig is. Dit kan mogelijk ook binnendijkse ruimte zijn.

En kan in de toekomst om scherpe keuzes vragen. Zo zorgen Rijk en regio er met IRM  voor dat er veilig gewoond en gewerkt kan worden in het rivierengebied de rivieren bevaarbaar blijven, de natuur zich kan ontwikkelen en de ecologische waterkwaliteit kan herstellen.

Er voldoende zoetwater en drinkwater beschikbaar blijft En dat er ruimte blijft voor economische ontwikkeling en ruimtelijke kwaliteit.

Plangebied

De rivieren Maas en Rijn zijn een samenhangend riviersysteem. Als we ingrijpen op één plek in dit systeem, dan heeft dit ergens anders gevolgen. Het Programma IRM richt zich primair op het hoofdsysteem Maas en Rijn, waarbij de invloed hiervan op het regionale systeem (zoals de kanalen) en andersom expliciet onderdeel zijn van de zogeheten effectbeoordeling en daarmee van de gemaakte keuzes in het Programma IRM.

Het plangebied van IRM beslaat:

  • de Maas vanaf de grens tot Geertruidenberg, inclusief de afgedamde Maas;
  • de Boven-Rijn, Waal en Boven-Merwede vanaf de Nederlandse grens tot aan de splitsing van de Beneden-Merwede en Nieuwe Merwede bij Boven Hardinxveld-Werkendam;
  • het Bijlandsch en Pannerdensch Kanaal, de Nederrijn en Lek tot Schoonhoven;
  • de IJssel en het Reevediep tot het Ketelmeer en Vossemeer;
  • de Overijsselse Vecht vanaf Varsen tot het Zwarte Water;
  • het Zwarte Water vanaf de Keersluis Zwolle tot het Zwarte Meer.

Dit ‘plangebied’ is het gebied waar de opgaven voor IRM liggen en waar, op basis van de latere gebiedsuitwerkingen, de komende decennia maatregelen genomen kunnen worden voor die opgaven.

Download kaart plangebied

Beïnvloedingsgebied

Het beïnvloedingsgebied van IRM strekt zich verder uit dan het rivierengebied zelf en beslaat naast het regionale watersysteem en de kanalen ook het IJsselmeer (inclusief noordelijke provincies die van de zoetwatervoorraad afhankelijk zijn) en de Hoge Zandgronden (via het grondwater).

Stroomgebieden over de grens

De Rijn en Maas beginnen natuurlijk niet pas bij de Nederlandse grens. De IRM-opgaven in Nederland zijn dan ook niet los te zien van de opgaven in onze buurlanden. Zowel een tekort als een overschot aan water in onze rivieren is afkomstig van onze buurlanden. We stemmen de ambities en doelstellingen van IRM en geplande aanpassingen dan ook af in bestaande internationale overleggen.

Afstemming met andere programma’s in het rivierengebied

Naast IRM zijn er meer programma’s die in het rivierengebied werken aan ‘water’ of ‘natuur’. Dat zijn onder meer de Programmatische Aanpak Grote Wateren, het Hoogwaterbeschermingsprogramma, het Deltaprogramma Zoetwater en de gebiedsgerichte Deltaprogramma’s RijnMaasRijnmond-DrechtstedenZuidwestelijke Delta en IJsselmeergebied.

IRM zet in op het zo goed mogelijk laten functioneren van de rivieren om zoveel mogelijk recht te kunnen blijven doen aan de rivierfuncties waaraan eerdergenoemde programma’s werken. Omgekeerd zoekt IRM deze programma’s op, om ervoor te zorgen dat de maatregelen die zij voor ‘hun’ rivierfunctie nemen in het rivierengebied, optimaal bijdragen aan een goed werkend riviersysteem.

Zo is IRM georganiseerd.